Steeds meer wordt van burgers verwacht dat ze zelf het initiatief nemen om maatschappelijke waarde creëren. Echter, burgerinitiatieven zijn meestal afhankelijk van subsidie, en worden zo op het spoor van bestaande beleidsdoelstellingen gezet. Met behulp van civic crowdfunding kunnen initiatiefnemers online geld inzamelen – maar helpt dat om initiatieven zelfstandiger te maken?
Crowdfunding blijkt in Nederland vaak ingezet te worden als draagvlaktoets voor subsidie. Initiatieven blijven dan afhankelijk van institutioneel geld. Echter, het voeren van een crowdfundingcampagne helpt initiatiefnemers wel om hun meerwaarde te formuleren met medeburgers in plaats van procedures in het achterhoofd. Bovendien maakt crowdfunding initiatieven mogelijk die tussen subsidieregels in vallen.
Civic crowdfunding groeit snel, maar is in de bestuurskunde nog maar weinig onderzocht. Dit artikel draagt bij de vorming van theorie over civic crowdfunding, en verrijkt zo de kennis over maatschappelijke initiatieven. Bovendien biedt het onderzoek aanknopingspunten voor overheden die werken aan het hervormen van initiatievenbeleid.
As the welfare state retreats, citizens are increasingly expected to independently create social value through initiatives. However, citizen’s initiatieves often depend on subsidies, through which they remain closely tied to institutional systems and goals. With civic crowdfunding, initiatieves can acquire funding through the internet – but does that help them to become more independent from governments?
In the Netherlands, crowdfunding is often used by local governments as a way to test and expand the support base of an initiative when granting subsidies. So, initiatives that use crowdfunding usually do not become financially independent: they still rely on institutional funding. However, crowdfunding does help initiatives to formulate their goals from the perspective of potential users, instead of the perspective of subsidy providers. Futhermore, crowdfunding can support initiatives that do not align with existing policy goals.
Civic crowdfunding is growing rapidly, but is currently under-researched in policy studies. This article contributes to the development of theory on the role of local governments in civic crowdfunding. Futhermore, it provides points of reference for the reform of social initiative policy.
Keywords: Civic Crowdfunding, citizen initiatives, local government, digital participation
Jelle Niels van Aanholt (MA, MSc) is als onderzoeker verbonden aan de Hogeschool van Amsterdam. Dit artikel is gebaseerd op het RAAK publiek-project Civic Tools, en Peter van de Torre, Marie Morel, Melissa Papa, en Marrita Zijp hebben bijgedragen aan de dataverzameling. Eelco van Wijk, Isanne ten Have, Aster van Tilburg en Stan Majoor hebben waardevol commentaar geleverd op de tekst.
j.n.vanaanholt@hva.nl
1. Inleiding
De rolverdeling tussen burger en overheid is op drift. De verzorgingsstaat trekt zicht terug, en voor veel overheden is de participatiemaatschappij is het nieuwe ideaal. De achterliggende gedachte is tweeledig: enerzijds mogen burgers meer zeggenschap krijgen over besluitvorming, maar anderzijds wordt ook van ze verwacht dat ze meer verantwoordelijkheid nemen voor het creëren van maatschappelijke waarde, onder meer via burgerinitiatieven (Hajer, 2011; van de Wijdeven, 2012; Denters, Tonkens, Verhoeven, Bakker, 2013; van Houwelingen, Boele, Dekker, 2014). De omvang, organisatie en doelen van deze initiatieven lopen uiteen: van een eenmalig initiatief om een bankje te plaatsen tot een meerjarige campagne om uitbreiding van een vliegveld tegen te gaan.
In de praktijk blijkt het lastig te zijn voor initiatieven om het heft volledig in eigen handen te nemen, mede doordat ze meestal afhankelijk zijn van subsidies. Civic crowdfunding – het online inzamelen van geld voor maatschappelijke initiatieven – kan in deze subsidies in theorie aanvullen of zelfs vervangen, en initiatieven zo minder afhankelijk maken institutionele steun. Maar in hoeverre draagt civic crowdfunding werkelijk bij aan de zelfstandigheid van initiatieven?
De meeste maatschappelijke initiatieven worden ondersteund door participatieprofessionals – dat wil zeggen, ambtenaren of welzijnswerkers die direct met burgers werken (Ham & van der Meer, 2015; De Zeeuw, Van Wijk & Straathof, 2019). In de interactie tussen deze participatieprofessionals en initiatieven zijn twee mechanismen aan te wijzen die de zelfstandigheid van initiatieven in de weg staan: professioneel zeggenschap en institutionele ondersteuning (Oude Vrielink, Verhoeven & Van de Wijdeven, 2013). .
Professioneel zeggenschap – Professionals willen verantwoordelijkheid over dragen op burgers, maar staan meestal niet te springen om ook zeggenschap uit handen te geven. Zij twijfelen volgens Oude Vrielink c.s. aan het vermogen van burgers om belangrijke besluiten te nemen over de publieke zaak. Zo komt het initiatief wellicht bij burgers te liggen, maar bepalen professionals uiteindelijk de richting door de belangrijke keuzes over zaken als vergunningen, plannen en geld zelf te maken. Initiatieven die niet in het verlengde liggen van beleidsdoelen vallen daardoor vaak buiten de boot.
Instrumentele ondersteuning – Initiatieven blijken door participatieprofessionals vooral te worden bekeken en beoordeeld aan de hand van interne normen en regels. Is de subsidie goed uitgegeven? Is de administratie op orde? Draagt het initiatief aan onze beleidsdoelen? Professionals ondersteunen initiatiefnemers door ze deze normen en regels bij te brengen. Dat verhoogt voor initiatiefnemers de kans om subsidies te verwerven, maar maakt het ook moeilijker voor ze om eigen doelstellingen te formuleren en na te streven
Civic crowdfunding is een alternatieve bron van inkomsten voor initiatieven – maar leidt dat ook tot een verminderde invloed van professioneel zeggenschap en instrumentele ondersteuning? In het onderstaande zal ik eerst kort bespreken wat er al bekend is over de rolverdeling tussen initiatieven en overheden in de context van civic crowdfunding. Daarna zal ik bespreken hoe het effect van crowdfunding op deze rolverdeling is onderzocht door middel van gesprekken met initiatiefnemers en participatieprofessionals. Als laatste laat ik aan de hand van deze gesprekken zien welke effecten civic crowdfunding heeft op professioneel zeggenschap en instrumentele ondersteuning – en daarmee op de zelfstandigheid van initiatieven.
2. Civic Crowdfunding: crowdfunding voor maatschappelijke waarde
Door de opkomst van sites als IndieGogo (2008) en Kickstarter (2009) is crowdfunding in de afgelopen 10 jaar snel gegroeid, ook in Nederland: tussen 2014 en 2019 is de totale omvang van succesvolle Nederlandse crowdfundingcampagnes gegroeid van 63 naar 424 miljoen euro (Douw & Koren, 2019). Civic crowdfunding is crowdfunding waarbij “burgers, vaak samen met een overheid, projecten voorstellen, financieren en uitvoeren ten bate van maatschappelijke voorzieningen of waarden voor gemeenschappen” (Griffiths, 2016). Rond 2010 zijn de eerste platforms die zich specifiek op deze vorm van crowdfunding richten gestart, zoals IOBY (Verenigde Staten) Spacehive (Verenigd Koninkrijk) en Voor je Buurt (Nederland). Het bedrag dat omgaat in civic crowdfunding is vanaf 2012 snel gestegen, maar is de afgelopen twee jaar gestabiliseerd. Van de 424 miljoen die in 2019 in Nederlandse crowdfundingcampagnes is opgehaald ging minstens 16,2 miljoen naar crowdfunding met maatschappelijke doeleinden (Douw & Koren, 2019).
De totale omvang van subsidie voor maatschappelijke initiatieven in Nederland is niet bekend, maar het is duidelijk dat dat bedrag veel groter is dan het totaal dat omgaat in civic crowdfunding. Bijvoorbeeld in de gemeente Utrecht – waar civic crowdfunding relatief groot is – werd in 2019 118.000 euro opgehaald via het lokale crowdfundingplatform VoorJeStadsie, terwijl via het Initiatievenfonds 3.5 miljoen euro beschikbaar was. Het lijkt er dus op dat subsidie voorlopig niet geheel door crowdfunding vervangen zal kunnen worden.
2.1 Verschillende rollen van overheden in crowdfunding
Naar de verhouding tussen civic crowdfunding en overheden is nog maar weinig onderzoek gedaan. Het werk van de politicoloog Rodrigo Davies is de voornaamste uitzondering (Davies, 2014 2015). Davies analyseerde voor zijn proefschrift de campagneteksten van 1223 Amerikaanse en Britse civic crowdfunding-campagnes. Zijn onderzoek laat twee verschuivingen zien in de verhouding tussen initiatieven en overheden rond deze campagnes.
Ten eerste stelt Davies dat crowdfunding zeggenschap van burgers over initiatieven versterken, doordat burgers met hun bijdrage aan een campagne hun voorkeur voor een initiatief kunnen laten blijken (zie ook: Charbit & Desmoulins, 2017). Wel wijst Davies drie drempels voor deze vorm van zeggenschap aan: om een initiatief te kunnen steunen moeten burgers toegang hebben tot het internet, over digitale vaardigheden beschikken, en geld beschikbaar hebben om te doneren. Eenmaal voorbij deze drempels is de interactiviteit van het platform beperkt: burgers kunnen stemmen met de portemonnee, maar in hun huidige vorm bieden crowdfundingplatforms weinig of geen mogelijkheid voor online deliberatie of co-creatie. Al met al typeert Davies het huidige effect van civic crowdfunding op zeggenschap daarom als beperkt en oppervlakkig, maar ziet hij wel ruimte voor groei (Davies, 2015).
Daarnaast beschrijft Davies hoe door crowdfunding de positie van overheden ten opzichte van initiatieven verandert. Hij ziet vier verschillende rollen voor de overheid in civic crowdfunding: initiatiefnemer, curator, platformbeheerder, en ondersteuner van campagnes. De invloed van deze rollen op de zelfstandigheid van initiatieven verschilt. Wanneer overheden zelf crowdfundingcampagnes initiëren komt er geen (burger)initiatiefnemer aan te pas. Overheden die als curator optreden steunen volgens Davies over het algemeen campagnes die in het verlengde van beleidsdoelen liggen – ze komen niet los van instrumentele ondersteuning. Wanneer een overheid als ondersteuner of platformbeheerder optreedt creëert ze volgens Davies wél ruimte waarbinnen initiatieven zich meer zelfstanding kunnen ontwikkelen. Maar in het onderzoek van Davies zijn deze laatste twee rollen uitzonderingen: hij vindt slechts enkele voorbeelden van overheden die ondersteunen of zelf platforms beheren (Davies, 2015).
De Nederlandse ervaringen met civic crowdfunding vullen het onderzoek van Davis in dit opzicht goed aan. Meer dan in de Angelsaksische landen nemen lokale overheden in Nederland de rol van platformbeheerder of ondersteuner van initiatieven die crowdfunding inzetten. Om de mogelijke effecten van crowdfunding op de zelfstandigheid van initiatieven te kunnen staven is het daarom interessant om de interactie tussen lokale overheden en initiatiefnemers in de Nederlandse context te onderzoeken.
3. Verantwoording van case-selectie en methoden
Het onderzoek is opgezet als heuristische case study: de cases zijn geselecteerd om mogelijke mechanismen te identificeren rond het effect van crowdfunding op de (on)afhankelijkheid van initiatieven ten opzichte van overheden (George & Bennett, 2005). Voor een heuristische case study is het zinvol om ‘deviante’ cases te bestuderen. Daarom zijn voor het onderzoek gemeenten geselecteerd die de rol van platformbeheerder en/of ondersteuner van campagnes op zich nemen: Utrecht, Leiden, Venlo, Apeldoorn en Haarlemmermeer. Omdat dit onderzoek is gericht op het exploreren van nieuwe mechanismen, zal ik me in dit artikel niet richten op de verschillen tussen de gemeenten, maar juist op zoek gaan naar patronen die in meerdere gemeenten voorkomen. Om dezelfde reden zal ik in het verdere onderzoek ook geen onderscheid maken tussen campagnes waarin gemeenten als platformbeheerder of als ondersteuner optreden: in het overgrote deel van campagnes in de vijf gemeenten worden gevoerd vervult de gemeente een combinatie van beide rollen.
Om de interactie tussen overheid en initiatief in kaart te brengen zijn de twee belangrijkste groepen actoren in die interactie onderzocht: initiatiefnemers en participatieprofessionals. Beide groepen zijn op twee verschillende manieren geïnterviewd. Met participatieprofessionals uit de deelnemende gemeenten zijn twee focusgroep-interviews georganiseerd, met gemiddeld vijf deelnemende professionals per sessie. Voor deze focusgroepen zijn professionals benaderd die civic crowdfunding inzetten in hun dagelijks werk, of overwegen dat te gaan doen. Op basis van deze focusgroepen is met zeventien professionals uit deze vijf gemeenten vervolgens nog een verdiepend interview afgenomen.
Het bleek binnen de kaders van het onderzoek niet haalbaar om met initiatiefnemers ook focusgroepen te organiseren – in plaats daarvan is een kwalitatieve enquête uitgezet. Dertig initiatiefnemers die in het afgelopen jaar een crowdfundingcampagne zijn gestart hebben op deze enquête gereageerd. Tien van deze initiatiefnemers zijn vervolgens ook semigestructureerd geïnterviewd. Het is belangrijk te vermelden dat bijna alle initiatiefnemers die reageerden óf nog bezig waren met crowdfunden, óf de campagne met succes voltooid hebben. Het zou interessant zijn om in een ander onderzoek specifiek naar de relatief kleine subgroep van mislukte campagnes te kijken.
De enquêtes en interviews met initiatiefnemers (30) en de interviews met professionals (17) zijn gecombineerd in één database en vervolgens door middel van hybride codering in twee ronden geanalyseerd in het programma Max.QDA (Fereday & Muir-Cochrane, 2006). De focusgroepen met professionals zijn in de analyse niet meegenomen, omdat van deze gesprekken geen woordelijke verslagen zijn gemaakt. De focusgroepen waren wel belangrijk bij het selecteren van respondenten en het bepalen van topics voor de interviews. Zo is geanalyseerd wat het effect van crowdfunding is in de rolverdeling die tussen participatieprofessionals en initiatiefnemers ontstaat wanneer lokale overheden zich als ondersteuner en/of platformbeheerder opstellen. Vervolgens wordt besproken in hoeverre deze rolverdeling leidt tot vermindering van instrumentele ondersteuning en professioneel zeggenschap.
4. De effecten van civic crowdfunding
In de gesprekken met professionals en initiatiefnemers komen in het bijzonder drie mogelijke mechanismen waardoor crowdfunding de rolverdeling tussen gemeente en initiatief beïnvloedt: crowdfunding als financieel vangnet, als draagvlaktoets, en als nieuwe uitdaging. Ik bespreek de werking van deze mechanismen hieronder afzonderlijk, en overweeg daarna welke invloed ze kunnen hebben op de zelfstandigheid van initiatieven. Dragen ze bij aan het verminderen van instrumentele ondersteuning of professioneel zeggenschap?
4.1 Crowdfunding als financieel vangnet
Verschillende geïnterviewde professionals geven opvallend genoeg aan dat financiële opbrengst van crowdfunding voor hen meestal geen belangrijke reden is om initiatieven aan te bevelen een campagne te starten. In hun gemeenten zijn voldoende fondsen voor initiatief beschikbaar. Wel geven ze aan dat het geld dat in een campagne wordt opgehaald waardevol kan zijn wanneer een veelbelovend initiatief niet aansluit bij de bestaande subsidieregels van de gemeente, of wanneer een subsidieregeling een gedeelte cofinanciering van het initiatief vraagt. Zo kan het dienen als financieel vangnet voor initiatieven die door de mazen van subsidieregelingen heen vallen, zoals activistische initiatieven en initiatieven wiens doelstellingen tussen verschillende beleidsdomeinen in vallen.
De initiatiefnemers die we gesproken hebben hechten, in tegenstelling tot de professionals, vaak wél veel waarde aan de financiële bijdrage die een crowdfunding-campagne levert. Gemiddeld maakt de opbrengst van de campagne 33 procent uit van het jaarbudget van deze initiatieven, een groter aandeel dan dat van subsidies (30 procent) of fondsen (16 procent). Een belangrijke aantekening hierbij is dat crowdfunding voor de meeste initiatieven éénmalig is, en vaak aan de start van een initiatief wordt ingezet: het budgetaandeel van crowdfunding is waarschijnlijk kleiner wanneer financiën van initiatieven meerjarig worden vergeleken.
De ogenschijnlijke tegenstelling tussen het perspectief van initiatiefnemers en professionals is goed te verklaren: voor de meeste initiatieven bestaan er financieringsbronnen die aantrekkelijker zijn dan crowdfunding. Maar bij de initiatieven die weinig of geen toegang hebben tot die bronnen heeft crowdfunding wel financiële meerwaarde. Crowdfunding draagt zo niet per se bij een aan een vermindering van instrumentele ondersteuning door professionals, maar kan initiatiefnemers in specifieke gevallen wel helpen om die te omzeilen. Crowdfunding kan zo geld inzamelen voor initiatieven die in meer of mindere mate tegen de overheid ingaan, zoals activistische initiatieven, of initiatieven die zorg- en welzijnstaken proberen over te nemen die een terugtrekkende overheid heeft laten liggen (Davies, 2015).
4.2 Crowdfunding als draagvlakmeting
Door de meeste professionals in het onderzoek wordt crowdfunding dus niet primair als financieringsinstrument ingezet. Eerder gebruiken ze het als een manier om het draagvlak voor initiatieven te testen en vergroten. Vier van de vijf onderzochte gemeenten hebben een matchfunding-regeling: wanneer een initiatief met een succesvolle campagne laat zien over draagvlak te beschikken, legt de gemeente een bedrag bij. Een aantal professionals en initiatiefnemers geeft ook expliciet aan dat het inzetten van matchfunding bijdraagt aan de doelen van de participatiemaatschappij. In de woorden van één van de professionals:
ik vind het ook niet mee zo passen bij de huidige tijd om als overheid 100% te financieren zonder dat je hebt getoetst dat er draagvlak voor is’’ (participatieprofessional, 2019)
Via matchfunding geven gemeenten dus een deel van het zeggenschap over subsidiegeld uit handen aan burgers: een indicatie van verminderd professioneel zeggenschap. Matchfunding kan ook instrumentele ondersteuning verminderen – crowdfunding staat als beoordelingsmechanisme namelijk los van subsidieregels. Professionals hoeven dus niet meer (alleen maar) door de bril van die regels naar een initiatief te kijken, en initiatiefnemers worden door crowdfunding uitgedaagd om de doelstellingen van hun initiatief te verwoorden met (potentiële) gebruikers in plaats van subsidieambtenaren als doelgroep.
Echter, het inzetten van crowdfunding als draagvlakmeting heeft geen onverdeeld positief effect op de zelfstandigheid van initiatieven. Immers, wanneer crowdfunding door overheden primair wordt ingezet als beoordelingsmechanisme voor subsidie, zullen initiatiefnemers crowdfunding inzetten nooit echt los komen te staan van die overheid. Matchfunding dient zo ook als manier om enige grip te houden op initiatieven die via crowdfunding ontstaan. Dit wordt onderstreept door de breed gedragen wens van de geïnterviewde professionals om crowdfunding meer te integreren in subsidiebeleid – bijvoorbeeld door crowdfunding een vaste eerste stap te maken bij het aanvragen van subsidie. Eén beleidsambtenaar speculeert over de werking van zo’n systeem:
…als je aanspraak op [subsidie] wil maken zou je moeten crowdfunden. En dan stellen we regels vast, bijvoorbeeld hoeveel procent we kunnen financieren. Als de campagne niet succesvol, is dat we dan ook niet gaan subsidiëren. (participatieprofessional, 2019).
Deze wens voor integratie laat zien dat zien dat de neiging tot professioneel zeggenschap hardnekkig is: als civic crowdfunding structureel onderdeel wordt gemaakt van subsidieprocedures behouden professionals altijd een zekere mate van controle over initiatieven die crowdfunden.
4.3 Crowdfunding als nieuwe uitdaging
Niet elke initiatiefnemer beschikt bovendien over de digitale kennis en communicatievaardigheden die nodig zijn om succesvol campagne te voeren. Crowdfunding kost initiatiefnemers en professionals vaak meer energie dan ze hadden verwacht:
Sommige mensen zeggen dat het ze meer heeft gekost dan dat ze van tevoren hadden ingeschat […] Een enkeling heeft wel het gevoel dat ze moesten leuren. Ik weet ook niet of zij het nog een keer zouden doen. (participatieprofessional, 2019)
De meeste initiatieven hebben daarom volgens zowel initiatiefnemers als participatieprofessionals dan ook professionele ondersteuning nodig bij het uitvoeren van een campagne, waardoor campagnes voor professionals vaak ook tijdrovend zijn.
Initiatieven die via subsidies gefinancierd worden hebben vooral in de opstartfase ondersteuning nodig bij het navigeren van gemeentelijke systemen (Penninx 2014; De Zeeuw, Van Wijk & Straathof, 2019). Deze begeleiding verhoogt wellicht de kans dat initiatieven subsidies krijgen, maar leidt tot instrumentele ondersteuning, en niet tot intrinsieke versterking van de organisatie van een initiatief (Denters, Tonkens, Verhoeven & Bakker, 2013; De Haan 2019). Initiatieven die (onder andere) via crowdfunding gefinancierd worden hebben ook ondersteuning nodig, maar bij zaken als communicatie, netwerken en digitale vaardigheden. Doordat deze ondersteuning niet gericht is op de aansluiting van initiatieven bij processen en beleidsdoelen is de instrumentele werking minder sterk. Het is daardoor aannemelijk dat ondersteuning bij campagnes op termijn daarom minder inbreuk doet op de zelfstandigheid van initiatieven dan ondersteuning bij subsidies.
5. Conclusies
Het doel van de participatiemaatschappij is dat burgers zelfstandig initiatief nemen om maatschappelijke waarde creëren, en overheden hierbij ondersteunen. Oude Vrielink, Verhoeven en van de Wijdeven (2013) laten echter zien dat dit lastig is: de meeste initiatieven blijken vanwege instrumentele ondersteuning en professioneel zeggenschap uiteindelijk toch niet loskomen van de systemen en waarden van de overheid. Samen zorgen deze mechanismen ervoor dat professionals initiatieven (bewust of onbewust) inzetten als manier om burgerinitiatieven voor bestaande beleidsdoelen te mobiliseren.
Het onderzoek van Rodrigo Davies suggereert dat civic crowdfunding de potentie heeft om de zelfstandigheid van initiatieven te versterken, met name als overheden de rol van platformbeheerder en/of ondersteuner in gaan nemen. In dit artikel is daarom gekeken welke invloed het inzetten van crowdfunding heeft op de verhouding tussen initiatieven die crowdfundingcampagnes uitvoeren en lokale overheden die de rol van platformbeheerder of ondersteuner hebben. In hoeverre vermindert crowdfunding om instrumentele ondersteuning en professioneel zeggenschap?
Ik zie drie manieren waarop crowdfunding het effect van instrumentele ondersteuning vermindert. Ten eerste geeft crowdfunding initiatiefnemers aanleiding om de waarde van hun initiatief te formuleren in termen van maatschappelijke meerwaarde, in plaats van in termen van subsidievoorwaarden. Ten tweede blijft ondersteuning bij nodig bij initiatieven die crowdfunding doen, maar lijkt het erop dat dat type ondersteuning dat nodig is er in mindere mate toe leidt dat initiatieven zich vormen naar beleid. Ten derde biedt crowdfunding initiatieven die niet aansluiten bij beleid een alternatieve bron van financiering.
Op professioneel zeggenschap lijkt de inzet van civic crowdfunding minder effect te hebben. Ten eerste kunnen burgers alleen zeggenschap via crowdfunding uitoefenen wanneer ze over digitale vaardigheden en besteedbaar inkomen beschikken. Ten tweede is de manier kunnen ze via crowdfunding vooralsnog alleen op initiatieven stemmen door te doneren: er is op crowdfundingplatforms (nog) weinig tot geen ruimte voor deliberatie of co-creatie rond initiatieven (Davies, 2015). Bovendien laat de hierboven beschreven behoefte van professionals aan integratie van crowdfunding in het subsidiestelsel zien dat ze doorgaans niet bereid zijn zichzelf echt buitenspel te zetten.
Crowdfunding is nu in de meeste gemeenten nog een experimenteel instrument, dat vaak via matchfunding aan subsidie is gekoppeld, maar verder los staat van het reguliere subsidiesysteem. Professionals die met crowdfunding werken hebben echter sterk behoefte aan integratie van crowdfunding in dit systeem – door crowdfunding bijvoorbeeld een standaard eerste stap in reguliere subsidietrajecten te maken. Het effect van zo’n integratie op de verhouding tussen initiatieven en gemeenten is moeilijk te voorspellen. Enerzijds zou het systematisch inzetten van crowdfunding als draagvlaktoets voor subsidie ertoe kunnen leiden dat burgers meer zeggenschap krijgen over de besteding van subsidiegeld. Anderzijds kan de ‘vangnetfunctie’ die crowdfunding nu kan vervullen verloren kunnen gaan wanneer deze meer geïntegreerd worden met subsidies en de bijbehorende regels.
Gemeenten die crowdfunding een portaal voor subsidie maken kunnen overwegen om ook een ‘open’ crowdfundingplatform aan te bieden, om de vangnetfunctie zo te behouden. Als gemeenten de zelfstandigheid van initiatieven willen versterken is het bovendien belangrijk dat een dergelijke geïntegreerde constructie niet gekoppeld wordt aan verkokerde subsidies met strenge voorwaarden, anders gaan de gunstige effecten van crowdfunding op institutionele ondersteuning waarschijnlijk verloren, en vormen initiatieven zich alsnog naar die voorwaarden.
Civic crowdfunding gaat subsidie voorlopig niet vervangen – alleen al omdat het te weinig geld oplevert. Wel leidt het inzetten van crowdfunding tot interessante veranderingen in de rolverdeling tussen overheden en initiatiefnemers. Uit dit onderzoek blijkt echter ook dat de rol van civic crowdfunding in de ondersteuning van initiatieven nog niet is uitgekristalliseerd, waardoor de bevindingen het best gezien kunnen worden als een momentopname. Het is daarom interessant om te blijven volgen op welke manieren verschillende gemeenten de komende jaren civic crowdfunding en andere innovatieve financieringsinstrumenten integreren in hun subsidiebeleid
Referenties
Charbit, C., & Desmoulins, G. (2017). Civic crowdfunding: a collective option for local public goods?. OECD Regional Development Working Papers, 2017(2), 1.
Davies, R. (2014). Civic Crowdfunding: Participatory Communities, Entrepeneurs and the Political Economy of Place. (Dissertatie). Geraadpleegd van https://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=2434615.
Davies, R. (2015). Three provocations for civic crowdfunding. Information Communication and Society, 18(3), 342–355.
Denters, S.A.H., Tonkens, E., Verhoeven, I., Bakker, J.H.M. (2013). Burgers maken hun buurt. Platform 31: Den Haag.
Haan, E. M. de (2019). Citizens’ initiatives in depopulating rural areas: Understanding success, failure and continuity from multiple perspectives. (Dissteratie). Geraadpleegd van https://www.rug.nl/about-ug/latest-news/events/promoties/?hfId=118203.
Douw & Koren (2019). Crowdfunding in Nederland 2019. Geraadpleegd van https://www.crowdfundingcijfers.nl/crowdfunding-in-nederland-2019/.
George, A. L. & Bennett, A. (2005). Case Studies and Theory Development in the Social Sciences. MIT Press: Cambridge.
Griffiths, H. H. (2016). Civic Crowdfunding: A guidebook for local authorities. London: Future Cities Catapult. Geraadpleegd van http://futurecities.catapult.org.uk/project/civic-accelerato.
Fereday J, Muir-Cochrane E. (2006) Demonstrating rigor using thematic analysis: A hybrid approach of inductive and deductive coding and theme development. International journal of qualitative methods. International Journal of Qualitative Methods 5(1), 80-92.
Hajer, M. (2011). De energieke samenleving. Op zoek naar een sturingsfilosofie voor een schone economie. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
Ham, M., & Meer, J. van der (2015). De ondernemende burger. Sociale Vraagstukken: Utrecht.
Houwelingen, P. van, Boele, A., & Dekker, P. (2014). Burgermacht op eigen kracht? Sociaal-cultureel Planbureau: Den Haag.
Oude Vrielink, M., Verhoeven, I., & van de Wijdeven, T. (2013). Meedoen met de overheid? Over de stille beleidspraktijk van de doe-democratie. Bestuurskunde, 22(2): 13–22.
Penninx (2014). Als het geld rolt: financiering van burgerinitiatieven in welzijn, wonen en zorg. Movisie: Utrecht.
Wijdeven, T. van de (2012). Doe democratie: over actief burgerschap in stadswijken. Eburon: Delft.
Zeeuw, A. de, Wijk, E. van, & Straathof, A. (2019). Burgerparticipatie : ontwikkelingstypen van bewonersverbanden. Interactie tussen participatieprofessoinals en bewonersverbanden in beeld 2019(28), 67–76. Bestuurskunde 28(3), 67-76.